De Horsmeertjes liggen achter een stuifdijk uit begin jaren 60. De Hors is een zandplaat bij zee, onderworpen aan de grillen van natuurlijke processen. De plaat biedt vergezichten tot ver over het Marsdiep, duintjes die zich van jaar tot jaar verplaatsen, brakke tot zoete valleien, paden die zich in het niets kunnen eindigen. Een weergaloos landschap dat aangroeit, maar in een winterstorm fors kan veranderen.
De wat merkwaardige term ‘polder’ kwam rond 1930 bij Rijkswaterstaat in zwang voor valleien die door stuifdijken waren afgesnoerd van het strand. Zo kregen in de jaren 50 en 60 ook de Horspolders hun naam. Deze gebiedjes waren oorspronkelijk, kort na aanleg van de stuifdijken, natte duinvalleien. Deze vulden zich ruim 50 jaar geleden met water, nadat het grondwater steeg door voortschrijdende duinvorming. De Horsmeertjes worden gescheiden door het centrale zanddijkje waarlangs de asfaltweg loopt. Door instuiven van zand is het westelijke Horsmeertje ondieper en heeft het flauwere oevers. Het waterrijke gebied veranderde na ontstaan al snel. Van brak naar zoet water, van kaal zand tot riet en wilgenbos. De oevers van het oostelijke Horsmeertje zijn spontaan dichtgegroeid, maar langs het westelijke worden delen gemaaid, waardoor de kruipwilg niet hoog kan opschieten en duizenden bloemen langs de paden staan. Moeraswespenorchis, klein en rond wintergroen staan er als madeliefjes zo veel.